Een jaar geleden trad Philippe Sprenger aan als directeur van de ROS Raedelijn (provincie Utrecht). “Samenwerken op het regionale niveau vraagt om een organisatie die vrij van belangen urgenties benoemt, agendeert en deze samenwerkingen concreet vorm geeft .”

Vier belangrijke ontwikkelingen ziet Sprenger in de eerste lijn. Met stip op één de regionalisering en de zoektocht naar hoe dit het beste kan gebeuren. Op twee het opvangen van de krapte op de arbeidsmarkt. Sprenger ziet vooral een oplossing in slimmer samenwerken. Door digitalisering, maar ook door goed te kijken wie wat doet. Hij denkt bijvoorbeeld aan het vaker gebruikmaken van informele zorg door mantelzorgers in combinatie met professionele supervisie door de wijkverpleegkundige. “Een dénkrichting”, zegt hij nadrukkelijk. “Die we niet op voorhand moeten afwijzen. Verandering in de zorg kan alleen door echt anders te denken.”

Data

Ook preventie vindt hij een belangrijke. “Het is natuurlijk veel slimmer om te zorgen dat iemand minder behoefte krijgt aan zorg.” Alleen schort het momenteel nog aan de ruimte daarvoor: “Wat ik zie, is dat het systeem daar nog onvoldoende op is ingericht. We juichen het toe als er minder wordt doorverwezen naar het ziekenhuis, maar het ziekenhuis kan daar financieel last van krijgen. Dat hebben we nog niet goed uitgedacht.” Als vierde noemt Sprenger “alles wat met data te maken heeft”. In de eerste plaats is dat de toegankelijkheid van gegevens voor de patiënt en de uitwisseling daarvan tussen zorgverleners. “Spannend” noemt hij het gebruik van data. “Als we op basis van de beschikbare data voorspellingen kunnen doen, ben je dan als huisarts bereid om andere accenten te leggen in je zorgaanbod?” Het inzetten van big data is wat hem betreft nog een zoektocht, maar wel belangrijk.

Betekenisvol samenwerken

Hoewel de urgentie inmiddels goed tussen de oren zit van de meeste zorgverleners, valt samenwerken niet mee, zeker niet als daarbij domeingrenzen overschreden moeten worden. “Het ontbreekt vaak aan doorzettingsmacht”, constateert Sprenger. “Ik las een casus van een thuisloze zwangere vrouw met GGZ-problemen, hier in Utrecht, met 26 betrokken zorgverleners, allemaal met de beste intenties en toch ging het niet goed.” In zijn visie moeten zorgverleners – meer dan nu het geval is – op onderdelen de regie aan andere partijen durven geven. Vormen van populatiebekostiging kunnen daarbij helpen. En daarmee is hij weer terug bij het begin: de noodzaak om regionaal samen te werken. En, vult hij aan, betekenisvolle netwerken te vormen met andere domeinen. “Het moet wat opleveren voor de mensen die een beroep doen op zorg en ondersteuning.”

Buitenboordmotor

Graag verduidelijkt Sprenger de unieke positie van het ROS-netwerk. Nadat hij een jaar geleden als relatieve buitenstaander begon bij Raedelijn, is hij doordrongen geraakt van wat een ROS kan betekenen. “Er zijn in het veld heel veel initiatieven waarvan iedereen zegt dat ze goed zijn en moeten. Maar de ervaring leert dat als er niemand aan gaat trekken, ze vaak niet van de grond komen. Door te adviseren, te versnellen en projecten te begeleiden is Raedelijn, net als andere ROS’en een kleine buitenboordmotor met veel stuwing”.


Dit artikel is afkomstig uit de Nieuwsbriefspecial InEen – december 2019

philippe sprenger
 Philippe Sprenger