InEen, LHV, NHG en VPH zijn niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de ‘Acht aanbevelingen voor de medisch-generalistische zorg aan patiënten met een Wlz-indicatie’ van VWS. In een gezamenlijke brief aan het ministerie van VWS spreken we hierover onze verbazing uit. De aanbevelingen zijn niet in lijn met het standpunt van de huisartsenzorg.
Als vertegenwoordigers van ruim 12.000 huisartsen en hun regio-organisaties zijn we verrast door de recente publicatie ‘Acht aanbevelingen voor medisch-generalistische zorg’. De aanbevelingen zijn opgesteld door een door het ministerie van VWS gevraagde groep van huisartsen, specialisten-ouderengeneeskunde en artsen verstandelijk gehandicapten en aangeboden aan de DG Langdurige Zorg van VWS. In de brief geven we aan niet betrokken te zijn geweest bij de samenstelling van deze groep en de totstandkoming van de aanbevelingen.
De aanbevelingen zijn niet in lijn met het standpunt van de huisartsenzorg, zoals we reeds verwoordden in een gezamenlijke reactie van LHV, NHG en InEen op de beleidsreactie van de minister op het NZa-rapport medisch-generalistische zorg. We vroegen in deze reactie ook om als huisartsenorganisaties betrokken te worden bij de expertgroep die ging nadenken over vervolgstappen richting een toekomstbestendige inrichting van 24/7 medisch-generalistische zorg in de regio. In de brief doen we nogmaals het aanbod om constructief mee te denken.
Standpunt huisartsenzorg
Een huisarts levert (medisch-generalistische) basis huisartsenzorg aan thuiswonende patiënten van 0-100+ jaar. De medisch-generalistische zorg voor (zeer) kwetsbare patiënten is niet los te zien van de medisch-specialistische zorg, juist de samenhang tussen diagnoses (multi-morbiditeit) en zorgvraag op meerdere terreinen maakt de medische zorg complex. Complexe medische zorg voor kwetsbare patiënten die 24/7 toezicht nodig hebben en in een Wlz-instelling of kleinschalige woonvorm wonen, is geen basisaanbod huisartsenzorg.
LHV, NHG en InEen hebben in de eerdere reactie als advies aan de minister gegeven: ‘maak SO en AVG primair verantwoordelijk voor de instellings- en geclusterde woonzorgvormen waar Wlz-patiënten verblijven, zowel intra- als extramuraal. Huisartsen en huisartsenposten hebben een keuze om op regionaal/lokaal niveau afspraken te maken met woonzorgvormen en de SO/AVG om hier medisch-generalistische huisartsenzorg te verlenen, in aanvulling op de medische zorg van de SO/AVG zelf, mits de randvoorwaarden die hiervoor nodig zijn ingevuld worden.’ De eindverantwoordelijkheid voor het organiseren van de medische generalistische zorg blijft echter bij de instelling waar de cliënt verblijft.