In alle regio’s is de afgelopen vier maanden gewerkt volgens het Huisartsen Rampenopvangplan (HAROP). Hoe is het de crisisteams vergaan? Waar zijn ze trots op? Wat zijn lessons learned? Cora Vlasblom, bestuurder van Huisartsenposten Midden-Brabant, en Gert Jan Boeke, huisarts in Riel: “De samenwerking tússen de regio’s is beter geworden.”

Op de avond van 27 februari, toen minister Bruins live op tv het briefje over de eerste Nederlandse coronapatiënt toegestopt kreeg, kwam het crisisteam Midden-Brabant voor het eerst bij elkaar. Vlasblom: “Die eerste patiënt was in onze regio, dus er was geen twijfel dat we direct in actie moesten komen.” Het crisisteam, bestaande uit vertegenwoordigers van de huisartsenpost, de zorggroep RCH en de regionale huisartsenkring, focuste na de eerste beeldvorming op het opvangen van de stroom telefonische vragen, in combinatie met een aangepaste triage. “Bij elke mededeling van het RIVM vloog de telefonie door het dak.”

“Op de huisartsenpost zijn dokters ingezet om de triage te ondersteunen.”

Toets 9

Samen met de telefonieleverancier is een bandje met de meest actuele informatie geïnstalleerd: Heeft u een vraag over corona? Toets 9. Dat ving overdag een grote stroom vragen af. Boeke: “Op de huisartsenpost zijn dokters ingezet om de triage te ondersteunen. Met de normale triage hadden we veel meer mensen moeten zien.” Vlasblom: “Het aantal visites nam wel toe, in plaats van twee, reden er op momenten zelfs vijf visiteauto’s in onze regio.” Gaandeweg, aldus Vlasblom en Boeke, ontwikkelde de situatie zich tot een crisis op de IC, en niet zozeer in de huisartsenzorg. Boeke: “Wij kregen meer telefonie, zagen minder mensen op consult maar bezochten veel méér patiënten thuis. Dat waren allemaal korte contacten. Wel of niet naar het ziekenhuis, daar ging het meestal om.” Eén post werd bestempeld als coronapost. Het scheiden van de patiëntenstromen overdag regelden de hagro’s zelf, zodat iedereen vrij was de best passende oplossing te zoeken. Vlasblom: “Daar ben ik tevreden over, een goede keuze.”

ROAZ-huisartsen

Binnen het ROAZ werd onder druk van de realiteit de bestaande structuur met een strategisch ROAZ en een tactisch ROAZ tijdelijk verlaten. Er vormden zich nieuwe samenwerkingsverbanden, zoals een ROAZ-ziekenhuizen en een ROAZ-huisartsen. Als linking pin tussen de ROAZ-delen werd het dagelijks bestuur van het ROAZ uitgebreid met vertegenwoordiging van de huisartsen. Vlasblom nam namens Brabant de honneurs waar: “In het ROAZ-huisartsen zitten de directeuren van de huisartsenposten en vertegenwoordigers van de LHV Kringbesturen samen met Gert Jan en mij. Dat werkt goed. We nodigen regelmatig deskundigen uit, een viroloog of een coördinator van de GGD, en discussiëren dan samen, waardoor er steeds meer rechtstreekse verbindingen ontstaan.” Winst vindt zij dat door de nieuwe constructie de samenwerking tussen de huisartsenorganisaties in Brabant enorm is gegroeid.

Brabant-brede cijfers

Vlasblom: “Binnen de regio’s werkten we al langer goed samen, maar tussen de regio’s bestond relatief weinig contact. Dat is veel beter geworden. We realiseren nu samen Brabant-brede coronacijfers van de huisartsenzorg.” Deze cijfers zijn sinds begin mei te vinden op de website van het Netwerk Acute Zorg Brabant (NAZB).Vlasblom: “In trendgrafieken kun je zien hoe het gemiddeld aantal consulten, visites en telefonische consulten zich verhoudt tot wat we gewend zijn in Brabant. Door dat te monitoren, hopen we veranderingen aan te zien komen. Bijvoorbeeld een nieuwe piek”. Boeke: “De Brabant-brede samenwerking leidde ook tot een regionaal overleg niet-acute zorg waarin alle VVT-organisaties* in Brabant deelnemen. Voor huisartsen is dat enorm belangrijk.” Boeke en Vlasblom zijn het erover eens: de crisis heeft geleid tot veel meer samenwerking die zij beslist willen behouden.

* Organisaties in de sector Verpleging, Verzorging en Thuiszorg (VVT)

“Wij kregen meer telefonie, zagen minder mensen op consult maar bezochten veel méér patiënten thuis. Dat waren allemaal korte contacten. Wel of niet naar het ziekenhuis, daar ging het meestal om.”